Citadelpark Gent

Buskruitfabriek Cooppal Wetteren

Vliegvelden WO I Regio Gent

WO I Munitiepark Kwatrecht

De Dodendraad

De Hollandstellung - Duitse WO I bunkerlinie

Reichsschüle Flandern - SS-School Kwatrecht

Duitse Atlantic Wall Radarpost - Goldammer

WOI en II Munitiedepot De Ghellinck Zwijnaarde

Duitse gangen onder centrum Gent WOII

Publieke WOII Schuilplaatsen Groot Gent

Het Fort van Eben Emael

KW-linie

WO I - Kwatrecht - Melle

18 daagse veldtocht gekoppeld aan TPG

Neergestorte B17 te Kwatrecht 19-09-1944

De bevrijding WO II van de regio rond TPG

Details van de legers:

Gesneuveldenlijsten:

Contact en onbeantwoorde vragen

Media-aandacht

Copyright

Links

Beschrijving van bruggenhoofd Gent.

Gedetailleerde beschrijving van de bunkers en hun bewapening.

Hieronder vindt u nadere uitleg over hoe een Browning FM30 mitrailleur kon opgesteld worden in de bunkers van Bruggenhoofd Gent.

Opstellen van een Browning FM30 mitrailleur in de bunkers van bruggenhoofd Gent.

Nadat een vrij groot aantal bunkers van de bunkerlinie Bruggenhoofd Gent bijkomend werden aangepast voor de extra mogelijke opstelling van de oudere zware mitrailleurs zoals de Hotchkiss- en Coltmitrailleur, werden nog een beperkt aantal bunkers bijkomend uitgerust voor de opstelling van een op dat moment vrij moderne mitrailleur. Het betreft hier de Browning FM30 mitrailleur. Een wapen dat courant werd gedragen door Belgische officieren. Vandaar ook dat de aanpassingen voor dit type wapen vaak voorkomend zijn in de weerstandsnesten en steunpunten alsook op de steunlinie in de commandobunkers.

De Browning FM30 mitrailleur.

John Moses Browning was de eerste die in 1890 een mitrailleur ontwierp die volledig werkte op gasdruk. In 1900 toonde het Amerikaanse leger weinig interesse in zijn ontwerp. Hij verhuisde naar België en werkte hier tot 1910 bij de F.N. fabrieken in Herstal. Daarna trok hij terug naar Amerika. In 1917 had hij zijn pronkstuk af. De Browning M1917. (Foto: Replica)
Browning M1917 mitrailleur

Hij wist met een zeer succesvolle demonstratie zijn geoptimaliseerde Browning M1917 en de de lichtere mitrailleurversie BAR M1918A1 te promoten. Na de demonstratie werd er al meteen een contract afgesloten voor 10.000 Browning M1917 en 12.000 BAR Lichte mitrailleurs. De Fransen ontvingen hun eerste aangekochte M1917 slechts in april 1918 (volledig op het einde van de oorlog dus). In totaal werden er aan het Europese continent om en bij de 40.000 mitrailleurs van het type M1917 geleverd.

Het wapen was vergeleken met een Maximmitrailleur een stuk lichter met zijn 14.9 kg (het wapen) en driepikkel van 24 kg. De kogels waren van het kaliber .30' (punt 30 = 7.62 mm). De kadans was 500 schoten per minuut met een afvuursnelheid van 855 m/s (3078 km/u). Het wapen was watergekoeld.

Het lichtere model van Browning, de BAR (Browning Automatic Rifle) M1918A1 was eveneens een kaliber .30'. In tegenstelling met de M1917 werd hij gevoed met een magazijn van 20 patronen. De M1917 werd gevoed met kogelbanden van 250 kogels. De vuurkadans was vrij hoog met een 500 a 600 schoten per minuut. De vuursnelheid was praktisch identiek aan de M1917 met 853 m/s. Het duurde amper 2.5 seconden om een ganse lader volledig leeg te schieten. Zeer voordelig was wel dat het wapen ook kon ingesteld worden om schot per schot te vuren. Dit handwapen woog amper 8.85 kg en was luchtgekoeld. (Foto: Replica)

BAR M1918A1

De BAR M1918A1 wapens kwamen reeds Europa binnen vanaf februari 1918. Hij moest bij de Amerikaanse troepen de rampzalige en onbetrouwbare Chauchat mitrailleur doen vergeten en vervangen. Ook het Franse leger bestelde nog 15.000 stuks maar deze werden uiteindelijk nooit geleverd omdat de oorlog toen al was geëindigd.

Browning kon voor de productie van beide types van wapen totaal niet volgen met de vraag vanuit het Europese continent. Verschillende andere wapenproducenten vielen in om aan de productie te kunnen voldoen. Zo werden er M1917 modellen geproduceerd bij Browning in Westinghouse, maar ook bij Remington en Colt (waarmee Browning zeer kort samenwerkte). De lichtere versie werd buiten bij Browning zelf ook nog uitbesteed bij Colt, Winchester en Rockwell.

Beide types van mitrailleurs zouden zelfs binnen Europese legers tot de Koreaanse oorlog dienst blijven doen zonder veel aanpassingen.

In 1930 kreeg België de toelating van Browning om de bestaande BAR M1918A1 te wijzingen van het originele kaliber van 7.62 mm (.30') naar het standaard Belgische kaliber van 7.65 mm. Dit model van de Browning, gekend onder zijn naam Browning FM30 stond ook bekend als de "Belgian BAR". Het was zeker één van de betere handmitrailleurs bij aanvang van WO II.

Het wapen was iets zwaarder dan het basiswapen met zijn 9.3 kg. Het werd eveneens gevoed met een magazijn van 20 patronen. De vuurkadans was instelbaar van 350 tot 600 schoten per minuut. Daarnaast was eveneens schieten schot per schot mogelijk. De vuursnelheid was praktisch identiek met 850 m/s. Het wapen werd trefzeker beschouwd tot op 550 meter.

Foto's boven: verschillende opstellingen ten velde van dit type mitrailleur. Onderaan: Belgische troepen van de 10e Linie, latere Ardeense Jagers, met Browning FM30 mitrailleurs. (Alle foto's: Replica)

Browning FM30 mitrailleur

 

Opstellen van een Browning FM30 mitrailleur in de bunkers van bruggenhoofd Gent.

Om dit type mitrailleur te kunnen opstellen moest het chardome aangepast worden. Er dienden namelijk achteraan de boog twee extra bakjes te worden voorzien. Hierin bevonden zich twee eikenhouten blokjes. Deze dienden voor het plaatsen voor de achterpootjes van de driepikkel van de mitrailleur.

intakte chardome voor FM30 detail achterkant chardome voor FM30
Hierbij nog twee schetsen van de opstelling van het chardome ten opzichte van het schietgat en twee detailschetsen van het aangepaste chardomes. Het betreffen hier opnieuw schetsen zoals teruggevonden in de Moskou-archieven.
aanpassing schietgat voor FM30 situatieschiets chardome tov schietgat
zijaanzicht chardome voor Browning
Ook in het schietgat moest nog een aanpassing gebeuren om de derde vooruitstekende poot van de driepikkel te kunnen vastzetten. Daarom was in het schietgat dan ook nog eens een extra uitsparing voorzien waarin ook een specifiek houten blokje stak. Dit diende voor het plaatsen en vastzetten van de voorste steunpoot. Opnieuw moest voor het kunnen plaatsen van de mitrailleur de grote ijzeren plaat over de draadstang en liggende op het chardome verwijderd worden.
schets klem in schietgat voor FM30 mitrailleur

Hiernaast ziet u nog een schets van het houten blok en de klem om de derde poot van de mitrailleur in het schietgat vast te zetten. (Moskou-archieven)

Hieronder ziet u twee foto's van eenzelfde blok met klem zoals nog teruggevonden op het bruggenhoofd.

Bijgevoegd nog een schets van de totaalopstelling in dit geval.
opstelling FM30 Browning Mitrailleur
(Gebruikte informatiebron: www.forumeerstewereldoorlog.nl - Mitrailleurs uit WW 1)

Werd er naast bovenstaande aanpassing van een aantal bunkers op TPG om dit type wapen op te stellen nog een tweede opstellingswijze voorzien op de chardomeplaat?

Heel merkwaardig is dat er voor de opstelling van dit type wapen nog een bijkomende alternatieve opstellingswijze zou voorzien zijn. Het systeem werd bekend als het systeem "Squifflet". Eerste voorstellingen vindt men ervan terug daterend van mitrailleuropstellingen in de bunkers gebruikt door de Ardeense Jagers in de Ardennen. Deze schetsen dateren uit 1936.

De plaat werd beperkt aangepast in de nabijheid van de draadstang. Ook werd er centraal ter hoogte van de versmalling van de plaat een kleine uitsparing voorzien om de driepoot met een stukje draadstang en een vlindermoer tegen elkaar te kunnen trekken. (Schets: Moskou-archieven)
Om het wapen stabiel op zijn driepoot te kunnen instellen qua hoogte, werd achteraan nog een bijkomende steun voorzien onder de kolf van de mitrailleur. Blijkbaar zou ook in het schietgat van de bunker zelf, een beperkte gleuf voorzien dienen te worden (in boogvorm) om de vooruitstekende 3 poot voorwaarts te laten draaien. (Schets: Moskou-archieven)

Nog een detail van de toen voorziene opstelling van het wapen op de chardomeplaat. (Schets: Moskou-archieven)

Deze opstelling zou al vrij snel geoptimaliseerd worden zoals zichtbaar op onderstaande schetsen.

Vooraan de draadstang werd de opstelling zodanig gewijzigd dat er geen aanpassing meer diende te gebeuren in het beton van het eigenlijke schietgat van de bunker. Dit werd mee opgevangen op een beperkte uitbreiding van de bestaande plaat. Aan de voorzijde werd de vooruitstekende poot ook met een leren riempje tegen de plaat getrokken.

Voor de bevestiging van de achteruitstekende poten werden bijkomend een aantal kleinere stukken voorzien om deze ook op de bestaande plaat te fixeren. (Schets: Moskou-archieven)

Details van de uit te voeren aanpassingen aan het bestaande chardome alsook de bijhorende kleine te voorziene metalen hulpstukken. (Schetsen: Moskou-archieven)

Vermoedelijk zijn er op basis van deze plannen beperkt een aantal bunkers ingericht geweest want op 10 augustus 1937 vindt men opnieuw een nota terug met opmerkingen op het gebruik van bovenstaand systeem met bijhorend opnieuw nog een aantal correcties op dit systeem.

De belangrijkste minpunten in de nota aangehaald waren de volgende:

  • De opstelling zou beperkt gecorrigeerd moeten worden omwille van teveel geluidsoverlast bij gebruik.
  • Ook zouden de giftige gassen van het vuren met het wapen te fel in de bunker blijven hangen.
  • De opstelling zou vereenvoudigd moeten worden.
  • Het laden van het wapen zou gemakkelijker gemaakt moeten worden.

Dit werd als volgt verbeterd:

  • In de chardomeplaat werd een bijkomende opening geperst van 80 mm x 120 mm om beter weg te kunnen met de vooruitstekende poot van de driepoot. Deze werd in dat geval ook achterwaarts naar beneden gestoken door dit gat.
  • Op de plaat wordt om de mitrailleur stabiel te zetten een kleine extra steun voorzien.
  • Doordat het wapen hierdoor veel beter was ingeklemd op de chardomeplaat, was de lawaaioverlast bij het vuren ook veel kleiner.
  • Deze opstelling zou ook maken dat het wapen een grotere en zeker even grote schietsector zou behouden dan de standaard voorziene Maxim-mitrailleur. Dit was soms een groot probleem omdat de alternatief opgestelde wapens vaak meer achteruit in het schietgat stonden opgesteld waardoor de schietsector aanzienlijk verkleinde.
  • Doordat het wapen korter bij het schietgat stond, verlieten de giftige gassen na het vuren ook beter de bunker zelf.
  • Ook blijkt in praktijk het installeren van het wapen veel eenvoudiger en mogelijk in elke bunker voorzien van een dergelijke chardomeplaat.

Bovenaan de nogmaals aangepaste chardomeplaat met vooral opvallend het gat van 80 op 120 mm voor het kunnen doorsteken naar achteren van de voorste poot van de driepikkel. Links nogmaals aangepaste detailschetsen. (Beiden: Moskou-archieven)

Rechts een foto van een nog zeldzame chardomeplaat zoals nog intact teruggevonden bij een ondertussen eveneens jammerlijk verdwenen spoorwegbunkertje in de regio van de KW-linie. deze chardomeplaat voldoet grotendeels aan de bijhorende schets. (Foto: Collectie J. Cannaerts)

De effectieve opdracht om massaal bunkers op deze wijze aan te passen zou pas komen in een schrijven van 18 september 1939. Het was de bedoeling op deze wijze bunkers aan te passen rondom de Antwerpse Forten (niet deze in de forten zelf), de bunkers op het Albertkanaal en deze van Bruggenhoofd Gent.

Er bestaat een bijkomend schrijven van 11 januari 1940 om te melden dat de aanpassingen uitgevoerd zijn op alle voorgaande gemelde bunkers, behalve deze van Bruggenhoofd Gent. Gezien er op Bruggenhoofd Gent voorheen al specifieke aanpassingen gebeurden om dit wapen op te stellen zoals bovenaan deze pagina te lezen in een 60-tal schietgaten, lijkt het mij ook niet evident dat dit ook nog eens algemeen aan bruggenhoofd Gent zal gebeurd zijn. Het kan natuurlijk altijd omdat je de aanpassing enkel kan vaststellen op basis van de chardomeplaten die voorlopig in geen enkele bunker van Bruggenhoofd Gent nog zijn teruggevonden. Zelf blijf ik denken dat de kans klein is.

Bronnen: Moskou-archieven en het speurwerk van Jean Rijlant.

Was er toch nog een 4e extra voorziene opstelling van een wapen dat bij alle mitrailleurbunkers was voorzien (behalve in 1938 gebouwde D22 in spoorwegviaduct te Kwatrecht)

Voor mensen die denken dat de bunkertjes van Bruggenhoofd Gent voor mij geen geheimen meer hebben, hier toch een niet opgelost mysterie voor mijzelf. In het midden onder het schietgat vindt men steeds een betonnen balkje terug op de grond gebetonneerd. Zoals u kunt zien op de foto's hieronder, vindt men het terug bij elk type van mitrailleurbunker. De functie is mij tot op heden nog altijd niet duidelijk.
Het enige wat ikzelf kan bedenken is dat het mogelijks de kans geeft voor het opstellen van het hoofdwapen (de Zware Maxim met een slede als onderstel). Men kan er allicht (zonder de plaat tussen draadstang en chardome te gebruiken) de voorste poten van de slede opplaatsen en daarbij de achterkant van de slede op het chardome leggen. Of deze redenering steek houdt, weet ik ook niet. Alle info erover is zeker welkom op info@bunkergordel.be.